Lieve vrouw
Ik lees je e-mail. Je bent deze
weken intensief en emotioneel naar oplossingen aan het zoeken. Wat wil je
van de man van wie je houdt maar die jou niet kan geven wat je nodig hebt.
Hoe houd je als vrouw met drie pubers je huishouden draaiend en je
praktijk. Hoe realiseer je je noodzakelijke creativiteit en persoonlijke
uitdrukking in je kunst. Hoe ga je met je emoties om vanuit je vroegere
leven, je huidige privé-situatie en de emotionele en fysieke zwaarte van
je werk. Hoe kom je in godsnaam nog aan je behoefte aan intimiteit erotiek
en seksualiteit toe, die zo krachtig in je huizen. Waar vind je tijd,
veiligheid warmte en aandacht voor jezelf. Hoe ga je om met je minnaar.
Vandaag schrijf je over een hele zware werkdag. Uit je beschrijving voel
ik je moeheid, de moedeloosheid van je denken, en de onderstromingen van
je gevoel, die -zoals je zegt- je hun gang laat gaan zonder er op te
letten. Je bent niet vrij en niet ontspannen. Je bent te lang in deze
stemming. Ik kom naar je toe met een verhaal. Ik wil je open maken.
De weg naar je huis is binnen een
uur afgelegd. Je laat me binnen en vertelt. Hetzelfde eigenlijk wat je me
schreef. Ik voel je onderhuidse spanning ook al lijk je ontspannen. De
laatste kinderen gaan de deur uit en springen op hun fiets. Nu ze
zich even een tijdje elders amuseren heb ik de vrijheid naar je toe te
lopen en dicht bij je te komen staan. Je staat in de open keuken nog
steeds dingen te doen zonder dat het nut erg duidelijk is. Ik raak je aan,
handen om je middel en kus je mond. Zacht vol en voorzichtig. Ik neem de
spullen uit je handen en zet ze neer op het aanrecht. Ik neem je mee naar
de scheidingswand met de huiskamer. Tegen deze ruwe bakstenen wand krijgen
onze intieme ontmoetingen vaak een concrete start. Ons muurtje. Ik zet je
er met je rug tegen aan en kijk naar je. Ik zie aan je ogen dat je geen
ruimte voor me hebt. Je zit te vol. Ik doe niets en glimlach naar je.
Probeer iets bemoedigends te doen. Er gebeurt echter niets dan het ervaren
van de intieme nabijheid van onze lichamen. |
 |
Soms beweeg ik me een beetje
dichter naar je toe. Soms lijkt het alsof ik je wil kussen. Om dan weer
terug te wijken. Het panterspel dat we zo vaak speelden. Roofdieren die
elkaar hebben geroken en elkaar aftasten en uitdagen.
Soms raakt mijn lichaam het jouwe.
Je merkt dat ik je los wil maken van je gedachten en reageert daar in het
geheel niet op. Maar dan. Een enkele kus wisselen we uit als toevallig,
terloops. Maar de kus is onomkeerbaar. Nog een kus en nog één.
|
Je gaat
anders staan ik voel het. Je beantwoordt mijn stille aandrang op jou met
bijna onmerkbare bewegingen van jouw kant. Je gaat mee. Niet te veel, niet
nadrukkelijk, maar onmiskenbaar. Er komt beweging in je lijf. Ik zie het
en jij voelt het. Of je het echt wilt is niet duidelijk en voor mij op dit
moment niet van belang. Ik wil je uit je spanning halen. Ik wil dat je
-desnoods ondanks jezelf- met me meegeeft, je spanningen achter je laat.
Dan druk ik me sterk tegen je aan en kus je op je volle zachte gevoelige
lippen. Eerst zacht en daarna steeds voller. Ik drink je in. Dan trek ik
me terug en kijk van heel dichtbij in je ogen. Er zijn tranen maar ik laat
daar nu geen ruimte voor. |
Ik zet ons roofdierspel in met onze
monden lippen en adem, aanraken - terugtrekken - uitdagen. Het gevoel in
je lijf neemt bezit van je. Ik merk het aan je. Het gevoel stroomt over je
weerstand heen hoewel je weerstand er nog steeds is. Ik raak je niet aan
met mijn handen, maar met mijn lijf. Jij doet hetzelfde. We gebruiken nu
dezelfde taal. |
 |
Ik word je met de seconde meer gewaar en jij mij. "Ik
wil je" zeg ik dwingend en het is je duidelijk dat ik je wil.
Helemaal tot op je bodem. Onvoorwaardelijk zonder andere gedachten. Je
voelt dat ik je nu voor mezelf wil, zonder wat of wie dan ook. Ook je lief
even niet aanwezig, even helemaal weg. Niet tégen hem gericht, maar er
gewoon even niet zijn. Ik en jij, jij en ik. En ik wil naar je bodem, wil
je hebben en je nemen. Stormenderhand alle klemmende deuren van je openen.
Ze kletterend tegen de muren laten slaan. Jouw door jezelf heen jagen.
Binnenstebuiten keren. Nu betast ik je
hongerig en voluit. Mijn klauwende vingers heb ik in je billen
geslagen. Mijn armen en handen trekken je bijkans door de stof van
onze kleding heen.
"Kom mee naar boven", zeg ik. Boven kleed
ik je snel uit. Bevoel elke centimeter van je lichaam, je vel, je
haren, je ogen. Vingers in je mond, lippen in je nek en op je buik,
armen voor en achter, kop en kont. Handen overal, zoekend, tastend,
vindend. Je wordt in wervelende verwarring gebracht. Het is deze
keer eenzijdig: ik breng jou in verwarming en laat je geen seconde
met rust. Het wordt je duidelijk dat ik je door jezelf wil drukken
deze keer, sufgeneukt, van voren van achteren. En dan weer overnieuw
zonder stoppen. |
Ik maak het je
moeilijk, je weerstand groeit, maar ik blijf doorgaan. Ik vecht
tegen je om je plat te krijgen wat deels lukt want je wilt me niet
zonder meer terugstoten. Je bewegingen worden nu openlijk afwerend,
je beschermt jezelf. Ik haal je armen ruw weg. Ik spreid je benen
krachtig. Een zwakte overvalt je, maar je weerstand neemt niet af,
groeit bijna explosief. Dan raakt mijn geslacht je kut en dat is het
moment dat ik je zonder scrupules zal nemen.
Hard zal nemen. |
Je stem schreeuwt: HOU OP!! HOU OP
!!!!! De buren horen het drie straten verder.
Je emotie heeft de overhand genomen, kome ervan wat kome. Kan je niet
schelen. En dan is het over.
Ik neem je in mijn armen en koester
je. Troost je, wikkel je in zachte woorden en gebaren. Ik kus je en maak
je duidelijk dat ik helemaal niet zo grof met je uit de voeten wilde. Hoewel ... dat ik dat misschien wel wilde maar het zeker
niet zou doen. Niet nu. Wel je opjuinen en je over je grens heen slepen
tot je tegen mij zou gaan vechten. Ik wilde dat je tegen mij ging vechten.
Uit zelfbehoud. Kwaad, emotioneel, geschokt, woedend, energiek. Duwen,
slaan, schreeuwen. Met al je kracht. En dat ik dan terug moet vechten. Je
platduwen. En jij mij. Met alles wat in je is. Maar nu dit is gebroken.
Ruimte voor troost, liefde, tederheid, zachtheid, zorgzaamheid, zoete
woorden, rust en geruststelling. Veiligheid en geborgenheid.
|
Het duurt
lang voordat je rust is weergekeerd en je terug bent bij jezelf. Zodat je
jezelf weer bij me voelt, bij me kunt kruipen. Gebruik maakt van mijn
armen en mijn warmte om je heen trekt, zoals vanouds. Dat je je veilig
voelt en je hoofd in rust tegen me aan kunt leggen. Alles zonder gêne.
Zonder voorbehoud. Zoals jij dat wilt, en het alleen voor jou bestemd is.
Helemaal voor jou.
We liggen in jouw
bed. Het dekbed over ons heen om niet af te koelen. Ik wil je
vasthouden tot je slaapt. Maar straks komen de kinderen weer thuis.
We weten het allebei, maar je zegt het. We wisten het al lang. Je
wentelt je op je rug en kijkt me met frisse ogen aan. Ik zeg uit het
diepst van mijzelf: "Wat ben je prachtig ..!!" Je gelooft
me en voelt je in mijn ogen mooi en wilt dat voor me zijn.
"Neuk me", zeg je. Je vraagt het niet. Je zegt het. Ik
neuk je. Je laat je nemen en dat in je doordringen; laat me niet
ontsnappen of verslappen. Zodoende weet ik af en toe niet meer wie
wie neukt.
|
 |
Ik kan je hierin plaatsen. En mezelf. Het is het nu, kort
en heftig: anders dan de vrijpartij op een zwoele zomernacht. Dit is
eten. Scheepsbeschuit. Voeding. Krachtdadigheid. Ledigen van gevoel. Jij
voor jou, ik voor mij, door elkaar uitgenodigd, voor elkaar. Een
noodzaak die we alle twee voelen. Zonder woorden. Ik ken je. Jij
kent mij. |
Je brengt me naar de deur, hoewel
ik je het liefst had toegedekt om te slapen. Bij het afscheid zijn we weer helemaal samen. Nu zouden we kunnen
vrijen. Als ik me nogmaals wil excuseren voor mijn optreden laat je me zwijgen. Je
hand op mijn lippen. "Niet doen" zeg je zacht. Ik kus je. Jij
kust mij. Voor nu is alles gezegd.
Robert Nowan |